Soms komt de inhoud van een testament als een onaangename verrassing voor de erfgenamen. Zo ook in een zaak waarin de rechtbank Gelderland onlangs een uitspraak heeft gedaan. De feiten waren als volgt.
Medio 2019 overleed de moeder (hierna “erflaatster”) van zes kinderen. De vader van de kinderen, met wie erflaatster gehuwd was, was daarvoor al overleden. Erflaatster heeft in haar testament een zoon tot haar enig erfgenaam benoemd. De andere vijf kinderen zijn door haar onterfd. Twee van de onterfde kinderen kunnen dit niet verkroppen en zijn van mening dat het testament van erflaatster, gedateerd 5 oktober 2013, nietig is. Zij doen daarom in een brief aan de notaris een beroep op hun legitieme portie, zonder hun aanspraak op hun wettelijke erfdeel prijs te geven. Ze starten vervolgens een procedure tegen de erfgenaam, waarin zij stellen dat het testament van erflaatster van 5 oktober 2013 nietig is, omdat erflaatster op dat moment niet meer in staat was haar wil te bepalen.
Is de uiterste wilsbeschikking nietig?
In de procedure draait het vervolgens om de vraag of de uiterste wilsbeschikking van erflaatster nietig is omdat zij, toen het werd opgemaakt, leed aan een geestelijke stoornis. Op grond van artikel 3:34 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechtshandeling, zoals het opmaken van een testament, nietig worden verklaard als die is verricht onder invloed van een geestelijke stoornis. Het stellen en bewijzen van de aanwezigheid van een geestelijke stoornis is voor de nietigverklaring niet voldoende. Ook moet komen vast te staan dat ofwel de geestelijke stoornis een belemmering vormde om de bij het testament betrokken belangen goed in te schatten, ofwel dat het testament onder invloed van de stoornis tot stand is gekomen.
De rechtbank is niet overtuigd
De twee erfgenamen die de procedure zijn gestart (de eisers) hebben kort samengevat aangevoerd dat erflaatster vanaf 2012 niet meer helder van geest was en niet kan hebben gewild alle kinderen, met uitzondering van een zoon, te onterven. Zij voeren daarvoor de nodige feiten en omstandigheden aan, maar die overtuigen de rechtbank niet. De rechtbank overweegt onder meer dat de diagnose dementie niet is gesteld. In 2012 is het rijbewijs van erflaatster nog verlengd, waaraan een medische keuring voorafgaat. Daarbij is kennelijk geen aanleiding gezien om het rijbewijs wegens een geestelijke stoornis niet te verlengen.
Duidelijke toelichting geeft de doorslag
Verder is van belang dat erflaatster in de considerans van het testament een heldere toelichting heeft gegeven op haar keuzes. Omdat zij haar kinderen altijd had bijgestaan, verzorgd en waar nodig ook financieel ondersteund, was zij van mening dat zij ook niet iets uit haar nalatenschap hoefden te ontvangen. Verder was de zoon die als enig erfgenaam is benoemd, haar “steun en toeverlaat” en wenste erflaatster daarom dat hij het huis zou krijgen.
Conclusie: het testament was een weloverwogen beslissing
Door deze toelichting op het testament wekt de uiterste wilsbeschikking de indruk dat erflaatster er goed over heeft nagedacht en dat het een weloverwogen beslissing is geweest. De notaris, aan wie het in de eerste plaats is om te beoordelen of een testateur wilsbekwaam is, heeft kennelijk ook geen reden gezien voor twijfel aan de geestelijke vermogens van erflaatster om een uiterste wil te maken. De slotsom is daarom dat niet is komen vast te staan dat erflaatster op het moment dat de uiterste wilsbeschikking werd gemaakt, leed aan een geestelijke stoornis en daardoor wilsonbekwaam was. De onterfde kinderen zullen daarom in hun positie moeten berusten en genoegen moeten nemen met hun legitieme portie.