Skip to main content

Als het in een procedure aankomt op de uitleg van een testament, is het altijd spannend wat de uitkomst daarvan zal zijn. De overledene kan immers niet meer navertellen wat hij precies heeft bedoeld. Een 90-jarige dame meldde zich een jaar geleden bij mij. Haar partner, met wie ze 35 jaar had samengeleefd, was overleden. In zijn testament had hij haar niet tot erfgenaam benoemd, maar haar wel een legaat toebedeeld van € 36.000,-. Aan de afgifte van dit legaat had hij onder meer de voorwaarde gesteld dat mevrouw niet in een verpleeg- of verzorgingstehuis zou zijn opgenomen. Daarbij had hij aangegeven dat daar niet de situatie onder viel waarin mevrouw zou zijn verhuisd naar een aanleunwoning. Mevrouw verhuisde vervolgens naar een zorgappartement, gelegen naast een verzorgingstehuis.

De executeur stelde zich op het standpunt dat mevrouw in een verpleeg- of verzorgingstehuis was opgenomen en weigerde daarom het legaat aan haar uit te betalen. Mevrouw was het daar niet mee eens. Zij stelde zich op het standpunt  dat zij in een zelfstandig appartement was gaan wonen, weliswaar gelegen naast een verpleeg- of verzorgingstehuis, maar dus niet ín een verpleeg- of verzorgingstehuis.  De executeur wilde daar niet in meegaan, waarop ik hem heb gedagvaard en heb gevorderd om de executeur te veroordelen om alsnog het legaat aan mevrouw te voldoen. In de procedure stond vervolgens de uitleg van het testament centraal. Volgens vaste rechtspraak dient daarbij te worden gelet op de verhoudingen die de overledene in zijn testament wilde regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. De rechtbank heeft bij de beoordeling daarvan onder meer in aanmerking genomen dat mevrouw al 35 jaar en tot aan het overlijden van haar partner in zijn woning met hem samenwoonde en het testament ook in die periode is opgemaakt. Ook werd als relevant beoordeeld dat mevrouw haar partner dagelijks verzorgde, de financiën van mevrouw en haar partner door elkaar liepen en mevrouw vermogend is, zodat zij zelf haar eventuele zorgkosten kan dragen en zij het legaat daar dus niet voor nodig heeft. De rechtbank is zodoende tot de slotsom gekomen dat de overledene zijn partner goed verzorgd heeft willen achterlaten. Volgens de rechtbank strookt een strikt formele uitleg van de zinssnede “opgenomen in een verpleeg- of verzorgingstehuis” niet met die verzorgingsgedachte. Dat blijkt volgens de rechtbank ook uit het feit dat in het testament expliciet is bepaald dat een aanleunwoning niet wordt gezien als een verpleeg- of verzorgingstehuis. De rechtbank heeft de vordering daarom toegewezen. De executeur zal alsnog moeten overgaan tot de uitbetaling van het legaat.

Lees het vonnis hier