Skip to main content
Nieuws

Opheffen conservatoir beslag

By 7 juli 2021maart 30th, 2022No Comments

De rechtbank Midden-Nederland heeft onlangs een verzoek om een conservatoir beslag op te heffen, toegewezen. Dat is vrij uitzonderlijk als er geen vervangende zekerheid (bijvoorbeeld een bankgarantie) wordt gesteld.

Het is in Nederland vrij gemakkelijk om verhaalsmogelijkheden veilig te stellen door het leggen van zogenoemd conservatoir beslag. Een conservatoir beslag is een beslaglegging op het vermogen van een schuldenaar ter verzekering van de betaling van een onbetaald gebleven vordering. Dit alles nog voordat de rechter uitspraak heeft gedaan over de juistheid van die vordering. Degene die de rechter vervolgens verzoekt om dat beslag op te heffen, ontvangt – indien er geen vervangende zekerheid wordt gesteld – in de meeste gevallen nul op het rekest.

In de recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland was opheffing gevorderd van de conservatoire beslagen die de eisende partij onder gedaagde had gelegd. De eiser in deze zaak was de ex-werkgever van gedaagde. In deze zaak was beslag gelegd op o.a. de woning van de werkneemster. De voormalig werkgever had als grondslag voor zijn vordering aangevoerd dat de ex-werkneemster een geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst had overtreden en daarom boetes had verbeurd. De ex-werkgever stelde dus dat er betaald moest worden, en om zijn rechten (geld) veilig te stellen, had hij beslag gelegd.

 

Wat is er aan de ontheffingsuitspraak vooraf gegaan?

In een eerdere procedure tussen partijen had de werkneemster met succes haar ontslag op staande voet aangevochten. Daarin speelde mee dat de werkgever de werkneemster had geprobeerd te zoenen en haar vrijpostige appjes had gestuurd. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de werkneemster. Werkgever voldeed niet aan het vonnis, reden waarom de werkneemster een advocaat en deurwaarder inschakelde en het vonnis executeerde door beslag te leggen onder twee klanten van werkgever, waarvan de werkgever nog wat tegoed had.

De werkgever heeft vervolgens conservatoir beslag op de woning van ex-werkneemster en op haar bankrekening gelegd, en de grondslag van de gestelde vordering voor dat beslag stond in deze kwestie ter discussie. Werkgever stelt dat werkneemster, door beslag te hebben gelegd onder twee van haar klanten, haar geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden. Zij is daardoor de in de arbeidsovereenkomst opgenomen boetes verschuldigd geworden. Werkgever baseert die stelling er hoofdzakelijk op dat ex-werkneemster bij de beslaglegging de grosse van de beschikking uit de eerdere procedure heeft laten mee betekenen, waarin is vermeld dat de werkgever stelt dat werkneemster haar directeur onterecht heeft beschuldigd van seksuele intimidatie. Daardoor is bedrijfsgevoelige informatie terecht gekomen bij derden, zoals de advocaat van werkneemster, de deurwaarder en de twee klanten en dat zou in strijd zijn met het geheimhoudingsbeding.

 

Uitspraak van de rechtbank

De rechtbank gaat daar niet in mee en oordeelt dat niet kan worden geconcludeerd dat het geheimhoudingsbeding is geschonden. De rechtbank overweegt daarbij dat het door de opstelling van de werkgever komt dat werkneemster gedwongen was om een advocaat en deurwaarder in te schakelen bij de executie van de beschikking van de kantonrechter. Het handelen van advocaat en deurwaarder in het kader van de beslaglegging moet worden aangemerkt als het handelen van werkneemster zelf en niet als dat van een derde. Ook de twee klanten dienen niet als derden te worden beschouwd, omdat het voor deze partijen niet nieuw was dat zij behoorden tot de klantenkring van werkgever. Er is dus geen informatie aan derden geopenbaard, maar de informatie die is geopenbaard valt volgens de rechtbank ook niet onder het materiële bereik van het geheimhoudingsbeding. Werkneemster heeft geen gegevens verstrekt die zij gelet op de tekst en de strekking van het beding, geheim had moeten houden. Het geheimhoudingsbeding ziet erop te voorkómen dat werkneemster het bedrijfsdebiet van werkgever schaadt doordat bedrijfsgegevens zoals klantgegevens, werkmethoden en prijsstelling worden gedeeld met buitenstaanders, waarbij vooral aan concurrenten moet worden gedacht. Dat is iets anders dan het seksueel overschrijdende gedrag van de directeur ten opzichte van werkneemster, aldus de rechtbank. De vordering tot opheffing van de beslagen werd daarom toegewezen.